Inleiding

Wanneer een patiënt een hematoloog bezoekt is dat vaak vanwege specieke klachten of symptomen, omdat in de familie erfelijke hematologische aandoeningen voorkomen, of omdat bij toeval tijdens een routine bloedonderzoek afwijkende bloedwaarden zijn waargenomen.

Een eerste consult zal dan ook vaak bestaan uit een gesprek waarin de patiënt met de arts de voorgeschiedenis van de klachten en relevante omstandigheden bespreekt (de zogenaamde anamnese). Vaak komen daarbij de volgende onderwerpen aan de orde:

  • persoonlijke gegevens: leeftijd, gewicht en lengte, beroep, sociale contacten, herkomst
  • een beschrijving van de klachten
  • het functioneren van de organen
  • kinderziekten
  • eerder doorgemaakte ziekten
  • de ziektegeschiedenis van ouders, grootouders, broers en zussen
  • verre reizen die recent zijn gemaakt
  • voedingspatroon, verslavingen, allergieën etc.

Op basis van de gegevens uit dit gesprek en eventueel een lichamelijk onderzoek zal de arts-hematoloog besluiten welk aanvullend onderzoek nodig is om de diagnose te stellen.

Laboratoriumonderzoek

Wanneer nader onderzoek wenselijk is, wordt een buisje bloed afgenomen uit een ader (meestal in de arm) en/of wordt de patiënt gevraagd wat urine in te leveren. In het laboratorium kunnen verschillende onderzoeken worden uitgevoerd:

  • hematologisch bloedonderzoek naar het aantal en de vorm van de verschillende typen bloedcellen en de hoeveelheid hemoglobine (een zuurstof transporterend eiwit) in het bloed. Een compleet of volledig bloedbeeld is één van de meest gebruikte bloedonderzoeken en is een vrij brede test om verschillende onderdelen van het bloed te onderzoeken. Elders op deze website is een overzicht van normale bloedwaarden te raadplegen.
  • klinisch chemisch onderzoek naar de aanwezigheid van (afval)stoffen in het bloed, de urine of in andere lichaamsvloeistoffen  ( op de website van het farmacotherapeutisch kompas)
  • serologisch en immunologisch onderzoek naar de werking van het afweersysteem van het lichaam
  • microbiologisch onderzoek, waarbij ziekteverwekkers als bacteriën en virussen kunnen worden opgespoord
  • het genetisch onderzoek naar aanwezigheid van afwijkingen in de chromosomen van patiënten met aangeboren of verworven aandoeningen, of onderzoek naar dragerschap van bepaalde erfelijke aandoeningen
  • bloedstollingonderzoek om afwijkingen in de bloedstolling op te sporen
  • bloedtransfusie onderzoek. Voorafgaand aan het toedienen van een bloedtransfusie aan een patiënt, worden onder andere de bloedgroep en de rhesusfactor van de patiënt en de bloeddonor vergeleken. Ook wordt via een zogenaamde kruistest in het laboratorium, een beetje bloed van de patiënt in contact gebracht met het bloed van de donor om te voorkomen dat ongewenste reacties optreden bij het toedienen van het donorbloed.

Pathologisch weefselonderzoek

Ook kan pathologisch onderzoek van het beenmerg of ander lichaamsweefsel (zoals een lymfeklier) nodig zijn. Hiertoe kan een biopsie of aspiraat worden afgenomen.

Voor een beenmergbiopt wordt onder plaatselijke verdoving door middel van een punctie met een holle naald, aan de achterzijde van het bekken een kleine hoeveelheid beenmerg opgezogen en een stukje bot verkregen. Het beenmerg wordt onder de microscoop onderzocht.

Voor een lymfeklierbiopt  kan de gehele (=excisionale biopsie) of een klein gedeelte van (=incisionale biopsie) de lymfeklier worden verwijderd. Als de lymfeklier aan het huidoppervlak ligt kan deze operatie onder plaatselijke verdoving plaatsvinden, in andere gevallen wordt een algehele narcose gegeven.

In een fijne naald aspiratie (FNA) wordt gebruik gemaakt van een zeer dunne naald om een kleine hoeveelheid weefsel op te zuigen (aspireren). Het voordeel van FNA is dat er geen operatie nodig is, het nadeel is dat vaak niet voldoende weefsel kan worden verkregen voor een definitieve diagnose.

Stagering

De diagnose wordt bij sommige aandoening afgesloten met een stagering. Dit is een algemeen aanvaarde en dupliceerbare bepaling van het stadium waarin de ziekte zich bevindt. Waarbij er wordt gekeken of en in welke mate de ziekte zich heeft verspreid door het lichaam.

De stagering biedt een arts de mogelijkheid de meest geschikte behandeling te kiezen voor de individuele patiënt, geeft een indicatie van de vooruitzichten, of helpt bij het evalueren van het resultaat van een reeds ingezette behandeling.

Behandeling

Op basis van de uitkomsten van alle onderzoeken, wordt bepaald of – en zo ja welke behandeling noodzakelijk is.

Radiologisch onderzoek

CT-scan (Computed Tomography scan).

Een CT-scan (vroeger CAT-scan) is een volledig pijnloze scan. Het is een manier om met behulp van röntgenfoto’s zeer dunne “plakjes” van een bepaald deel van het lichaam in beeld te brengen. Dit kan variëren van 4 tot 64 of zelfs maximaal 320 plakjes van soms niet meer dan 1 milimeter dik (“multi-slice” of “multi-detector”  technologie). De plakjes kunnen op elkaar gelegd worden en geven zo een 3-dimensionaal beeld van een specifiek deel van het lichaam. Voor sommige CT-scans wordt voorafgaand een jodium-bevattend contrastmiddel gegeven. Dit kan gebeuren in de vorm van een injectie, of door het drinken van een vloeistof.

MRI-scan (Magnetic Resonance Imaging scan).

Een MRI-scan is een volledig pijnloze scan, die gebruik maakt van magnetische en radiofrequente pulsen.  De signalen die het lichaam terugkaatst worden opgevangen en door een computer verwerkt tot beelden en gegevens. MRI wordt vaak gebruikt om meer informatie te verzamelen over een afwijking die op een röntgenfoto of bij een echografie is ontdekt. Er zijn vele MRI technieken en iedere techniek geeft de radioloog specifieke informatie. MRI maakt geen gebruik van radioactieve straling.

PET-scan (Positron Emission Tomography scan).

In tegenstelling tot andere radiologische onderzoeken, brengt de PET-scan (Positron emmissie tomografie) niet de anatomie van het lichaam in beeld, maar bepaalde stofwisselingsprocessen die zich in het lichaam afspelen. Bij een PET-scan wordt een kleine hoeveelheid vloeibaar radioactief materiaal in de bloedbaan geinjecteerd. De test wordt gebruikt bij de diagnose van verschillende ziekten, waaronder vele soorten van kanker, hart- en vaatziekten. De radioactieve stof die het meest wordt gebruikt bij de PET-scan is een eenvoudige suiker – FDG genaamd (=fluorodeoxyglucose).  FDG geeft energie af in de vorm van straling, deze straling wordt omgezet door de PET-scan en geeft zo in gedetailleerde beelden aan de computer door, wáár in het lichaam de suiker stofwisseling een hoge activiteit vertoont. Kanker heeft om te kunnen groeien suiker nodig. Omdat kankercellen zich sneller delen dan gezonde cellen, zal de suikerstofwisseling op de plek waar zich kankercellen bevinden, dan ook zijn toegenomen. De gedetailleerde PET-scan beelden zo een accurate diagnose en een precieze locatie van een tumor geven.​

Röntgenfoto (X-ray)

Röntgen-stralen hebben een zeer hoog energie-niveau. De straling kan diep doordringen in het lichaam en een beeld van het inwendige lichaam scheppen. Dit beeld ontstaat omdat de verschillende structuren en weefsels van het lichaam, de straling anders absorberen. Een dichte structuur (bijvoorbeeld botweefsel) absorbeert een hoog percentage van de straling en verschijnt lichtgrijs op de afbeelding, terwijl zachte weefsels minder straling absorberen en als donkergrijs op de afbeelding verschijnen.

Echografie (ultrasound).

Ultrasound is de term die wordt gebruikt voor hoogfrequente geluidsgolven. Een echografie gebruikt deze geluidsgolven om een beeld te creeëren van een deel van het lichaam. Een ultrasoon onderzoek wordt uitgevoerd met behulp van een draagbaar apparaat dat hoge-frequentie geluidsgolven door het lichaam zendt. Deze geluidsgolven worden door lichaamsweefsels omgezet in verschillende elektrische impulsen. De elektrische impulsen worden gebruikt om een bewegend beeld op het scherm te laten verschijnen.

Een echografie heeft veel voordelen. Er wordt geen radioactieve straling gebruikt, er zijn geen injecties nodig en het onderzoek is pijnloos. Een echografie kan worden uitgevoerd, terwijl de patiënt beweegt en is dus uitstekend geschikt voor het onderzoek van baby’s en kinderen.